Het komt regelmatig voor dat er bij hoogbegaafde kinderen geconstateerd wordt dat er problemen zijn in de executieve functies. Eentje die vaak genoemd wordt is het werkgeheugen.
Wat er nogal eens vergeten wordt, is dat de cognitieve functies de basis vormen voor de executieve functies. Je zou kunnen zeggen dat je pas bij de executieve functies kunt komen via het pad van de cognitieve functies.
Heeft een kind bijvoorbeeld problemen met het werkgeheugen, dan spelen daar enorm veel cognitieve functies een belangrijke rol in. De vraag is dus welke cognitieve functies er een rol spelen en hoe deze bij het kind ontwikkeld zijn.
In de omgekeerde piramide van Emiel van Doorn staan aan de basis de cognitieve functies: waarnemen, nauwkeurig zijn, niet-impulsief zijn. Je zou kunnen zeggen dat zij het fundament vormen van alle denkprocessen.
Wat gebeurt er nou wanneer het kind in deze onderste drie bouwstenen een deficiëntie heeft? Dan heeft dat direct gevolgen voor zijn werkgeheugen.
In de opnamefase verzamelt het kind informatie/gegevens die nodig zijn voor het oplossen van een probleem. Hij kan die informatie binnenhalen door gebruik te maken van zijn zintuigen. (Waarnemen). Maar hij kan de informatie ook uit zijn geheugen halen.
In de verwerkingsfase brengt het kind de gegevens uit de opnamefase met elkaar in verband zodat hij de taak kan gaan uitvoeren.Het probleem wordt gedefinieerd en het kind bouwt oplossingsstrategieën op. ( nauwkeurig zijn, niet-impulsief zijn)
Hierin speelt het geheugen een essentiële rol.
Het geheugen beïnvloed de snelheid waarmee informatie verwerkt wordt en de snelheid waarmee relaties gelegd kunnen worden. Ook bepaalt het geheugen of er kapstokjes zijn van bestaande kennis waaraan nieuwe kennis kan worden opgehangen.
In de weergavefase wordt de uitkomst van het denkproces geuit. Het resultaat van de opname en de verwerking wordt op de een of andere manier weergegeven.
Problemen met het werkgeheugen ( executieve functie) kunnen dus niet los gezien worden van de cognitieve functies. Zolang er deficiënties zijn in de cognitieve functies, die nodig zijn om het werkgeheugen te gebruiken, blijft het probleem in de executieve functie bestaan.
Belangrijk is dus eerst een onderzoek te starten naar de cognitieve functies bij het kind en hoe deze door het kind worden gebruikt.
Datzelfde geldt ook voor de andere executieve functies:
Planning/prioritering
Organisatie
Time- management
Meta-cognitie
Reactie-inhabitie
Emotie-regulatie
Volgehouden aandacht
Taak-initiatie
Flexibiliteit
Doelgericht gedrag.
Werken aan de executieve functies heeft dus alleen zin wanneer je begint bij de cognitieve functies.
Comments